Languages

Hoe kan de beleidscoherentie voor duurzame ontwikkeling worden versterkt?

Deel dit met

Met nog slechts vijf jaar te gaan tot de deadline voor het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG's) staat België, net als andere landen wereldwijd, voor aanzienlijke uitdagingen. Een recent rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) biedt een grondige analyse van België's federale inspanningen op het gebied van beleidscoherentie voor duurzame ontwikkeling (PCSD).

De evaluatie komt er op vraag van het Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling (FIDO) en kadert binnen een breder Europees project om PCSD te versterken. Na een fase van documentatieonderzoek werd een eerste versie van het rapport tijdens een workshop in maart voorgelegd aan de belanghebbenden (vertegenwoordigers van federale overheidsinstanties en federale adviesraden). De resultaten zijn in dit rapport verwerkt. Het rapport zal nog worden besproken met de andere Europese landen die aan dit project hebben deelgenomen (Ierland en Portugal) tijdens een conferentie in september.

Sterke punten van België

Institutionele kader

De wet van 5 mei 1997 en daaropvolgende wijzigingen hebben een institutioneel raamwerk gecreëerd voor regelmatige planning, consultatie, uitvoering, monitoring en rapportering van federale maatregelen ter bevordering van duurzame ontwikkeling in België.

Zo wordt er elke vijf jaar een Federaal Plan voor Duurzame Ontwikkeling (FPDO) opgesteld, dat acties en maatregelen bevat om Europese en internationale verbintenissen na te komen. Deze plannen zijn afgestemd op België's federale Langetermijnvisie voor Duurzame Ontwikkeling (LTV) tegen 2050.

Er zijn ook meerdere instellingen die mee vorm geven aan het federale duurzaamheidsbeleid.

 


Dit institutioneel raamwerk draagt bij aan beleidsvoorbereiding, planning, monitoring, advisering en coördinatie, met als doel een geïntegreerde aanpak van duurzame ontwikkeling op federaal niveau.

Coördinatie en sociale participatie

Dit juridische kader maakt een aanpak van duurzame ontwikkeling op het niveau van alle overheidsinstanties mogelijk. Daarnaast bevorderen verschillende coördinatiemechanismen de samenhang en de integratie van duurzame ontwikkeling in het beleid.

Bovendien wordt er gestreefd naar maatschappelijke participatie. Beleidsvorming gebeurt in samenspraak met burgers, ondernemingen en maatschappelijke organisaties via consultaties en adviesprocedures.

Uitdagingen

Het rapport brengt echter enkele knelpunten aan het licht wanneer de resultaten worden vergeleken met de aanbevelingen van de OESO op het gebied van PCSD. Ondanks een sterk wettelijk kader, is er een kloof tussen de beleidsvorming en de uitvoering. Uitdagingen hierbij zijn onder meer de toename van plannen en coördinatiemechanismen, deels als gevolg van een gedecentraliseerde bestuursstructuur, wat leidt tot versnippering en een gebrek aan samenhang in het beleid.

De coördinatie van de verschillende beleidsinitiatieven zou bovendien verbeterd kunnen worden; er is namelijk weinig interactie tussen het parlement en de uitvoerende macht over duurzame ontwikkeling, de SDG’s en PCSD. Daardoor worden ze beperkt door regeringsakkoorden en houden zij bij het bepalen van beleidsprioriteiten niet systematisch rekening met de SDG’s.

Bovendien worden bestaande instrumenten, zoals regelgevingsimpactanalyses (RIA’s), vaak als een formaliteit gebruikt in plaats van doordachte toepassingen van een langetermijnvisie gebaseerd op gegevens en bewijs over de impact van beleid en regelgeving op het behalen van de SDG’s. De nalevingscontroles en handhaving zijn ook beperkt en de impact van het beleid op de SDG's en op andere landen wordt niet systematisch geëvalueerd.

Aanbevelingen

Het rapport adviseert om in te zetten op meer beleidssamenhang door duidelijke politieke keuzes te maken en een centrale instantie met een coördinerende rol te voorzien. Hierbij stelt de OESO voor om zes beleidsprincipes die overeenkomen met de verschillende fasen van de beleidscyclus te integreren:

  • Bij de strategieformulering wordt aanbevolen sterk en inclusief politiek leiderschap te tonen, met duidelijke communicatie over doelen en prioriteiten. Het rapport benadrukt dat expliciete politieke keuzes en zichtbare prioritering van duurzame ontwikkeling cruciaal zijn.
  • In de planningsfase is het van belang een LTV in acht te nemen die beleidsdomeinen integreert. Dit ondersteunt het advies om versnippering tegen te gaan door de rol van een centrale coördinerende instantie, zoals ICDO, te versterken.
  • Voor de budgettering wordt aanbevolen dat alle beleidsmaatregelen en begrotingen systematisch worden getoetst op hun bijdrage aan de duurzame ontwikkelingsdoelen, zodat middelen effectief worden ingezet en tegenstrijdigheden worden vermeden.
  • De betrokkenheid van stakeholders dient breed en effectief te zijn. Transparantie en participatie worden benadrukt, zodat burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties toegang hebben tot informatie en inspraakmogelijkheden via consultaties en adviezen.
  • Tijdens de implementatie is goede coördinatie tussen verschillende overheidsniveaus en actoren essentieel om versnippering te voorkomen en een samenhangend beleid te realiseren.
  • Ten slotte vraagt de monitoring en evaluatie om een systematische, kwalitatieve en kwantitatieve opvolging van beleidsresultaten. Dit omvat:
    • het scherp stellen van meetbare doelen;
    • voorafgaande toetsing van wetgeving op duurzaamheidseffecten;
    • het evalueren van de internationale impact van het beleid.
IN HET KORT

Dit rapport evalueert de Belgische institutionele mechanismen op federaal niveau aan de hand van de aanbeveling van de OESO inzake beleidscoherentie voor duurzame ontwikkeling en de drie pijlers daarvan:

  • politiek engagement en langetermijnvisie;
  • mechanismen voor het beheer van de interacties tussen beleidsmaatregelen;
  • instrumenten om de effecten van beleidsmaatregelen te anticiperen en aan te pakken.

België beschikt over een solide juridisch en strategisch kader op het gebied van duurzame ontwikkeling, met name een goed uitgebouwde cyclus van plannen en een actieve cultuur van betrokkenheid van de belanghebbenden. De proliferatie van sectorale plannen kan echter leiden tot een versnippering van de inspanningen op het gebied van duurzame ontwikkeling.

Terwijl België zijn volgende Federaal Plan voor Duurzame Ontwikkeling (FPDO) voorbereidt, pleit het rapport voor een meer strategische aanpak van PCSD, met duidelijke prioriteiten, doelstellingen en indicatoren. Het versterken van het mandaat van de coördinerende organen, het verbeteren van de transparantie van effectbeoordelingen en het toewijzen van middelen voor de uitvoering van coherentiemaatregelen zullen van cruciaal belang zijn om sneller vooruitgang te boeken bij de verwezenlijking van de SDG's.

De evaluatie wordt uitgevoerd op verzoek van het Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling (FIDO) en maakt deel uit van een groter Europees project dat tot doel heeft de PCSD te versterken.

 

Conclusie

België staat voor de uitdaging om zijn sterke institutionele basis te vertalen naar effectieve implementatie en resultaten. Het bereiken van de SDG's is geen taak voor regeringen alleen, maar een gedeelde verantwoordelijkheid die de betrokkenheid van alle sectoren van de samenleving vereist.

Het OESO-rapport benadrukt dat de initiatieven ter bevordering van PCSD een bron van inspiratie en leren kunnen zijn voor beleidsmakers, belanghebbenden en de bredere internationale gemeenschap. De uitdaging ligt in het overbruggen van de kloof tussen beleidsformulering en -implementatie, terwijl wordt gewerkt aan een meer gecoördineerde en coherente benadering van duurzame ontwikkeling.

Met de ontwikkeling van het volgende vijfjarige FPDO heeft België de kans om deze aanbevelingen te integreren en een voorbeeld te stellen voor andere landen die worstelen met vergelijkbare uitdagingen in het nastreven van de ambitieuze doelen van de Agenda 2030.

De komende jaren zullen cruciaal zijn om te bepalen of België zijn potentieel kan realiseren en een significante bijdrage kan leveren aan de mondiale inspanningen voor duurzame ontwikkeling.

 


Deze principes geven inzicht in de complexiteit en het optimale verloop van duurzaamheidsbeleid en onderschrijven het belang van samenhang, transparantie en participatie gedurende het gehele beleidsproces.

 


Meer info

OECD Policy Coherence Scan of Belgium | OECD